maandag 11 september 2017

Bezonken rood, Jeroen Brouwers, 1981 (2015)

Mijn boekomslag; er zijn er vele meer:


Een boek om heel stil van te worden. En dat werd ik dan ook....
Jeroen Brouwers gaat terug in het verleden, naar aanleiding van het sterven van zijn moeder in 1981. Aanvankelijk begrijp je niet wat er aan de hand is tussen hem en zijn moeder, zij belt hem wel eens op, en dan wordt de verbinding meteen weer verbroken. Hij gaat niet naar haar begrafenis, Hij wil zijn naam niet op haar rouwkaart hebben. Wat is hier aan de hand?
Als vijfjarige jongen, zo wordt stukje bij stukje onthuld in het boek, worden Jeroen, zijn zusje en hun moeder opgesloten in een Jappenkamp. Hun vader is in het mannenkamp, de twee oudere broertjes weer in aparte mannenkampen. Kinderen boven de tien golden als mannen.
De kleine Jeroen heeft uiteraard geen besef van wat er om hem heen gebeurt. Hij lijdt niet zo als zijn moeder en de andere vrouwen lijden. Hoewel hij er ook niet voor gespaard blijft.
Elke dag is er appel, dat is een van de ergste dingen. Het moet soms meerdere malen per dag, in de brandende zon. Soms worden vrouwen er voor straf naakt neergezet.
Er is een soort hok - dat ik al kende uit The Bridge on the river Kwai - dat brandt in de hitte, waar mensen niet rechtop in kunnen zitten, en waar ze zich branden aan de wanden.
Dit is het enige plaatje dat ik uit de film kon vinden van dat brandend hete hok. 
Jeroen loopt er met een hoed rond die van zijn grootvader is geweest, een groot geval, waaronder hij een soort bescherming vindt. Om veel van de martelingen lacht hij, kind dat hij is, en niet begrijpend wat hij ziet. Dat geeft hem later angst en schaamtegevoelens.
Hij, zijn zusje, oma en moeder overleven in een keuken, piepklein. OP één plank in het aanrechtkastje ligt de grootmoeder, daaronder broertje en zusje; bovenop ligt moeder.
Grootmoeder wordt ziek, ze gaat steeds verder achteruit. Toch moet ze op appel blijven verschijnen. Moeder 'ritselt' een strijkplank en een paar rolschaatsen, waarvan ze een soort brancard knutselt, waarop Oma vervoerd kan worden.
Soms worden vrouwen wreed geslagen, in hun kruis getrapt met laarzen met spijkers aan de zolen. Een keer maakt Jeroen mee dat een vrouw verkracht wordt door 'de Jap'.
Het ergste wat hij meemaakt, en waar ik ook erg door was aangegrepen, was toen de oorlog al weer voorbij was. Een auto van het rode kruis met hulpgoederen, rijst, vlees en alles, werd door de Jappen in een gat gegooid en verbrand. De totaal uitgehongerde vrouwen werden soms gek bij het aanzien daarvan. Jeroen ziet dan als in een droom opeens zijn moeder aankomen, opeens weer met borsten (ze woog nog minder dan 40 kilo) en met ronde heupen. De Jappen joegen haar op, trokken haar de kleren van het lijf, waarbij er allemaal rijst over de grond viel... Die had  ze in onderbroek en beha verstopt, voor hém.  Ze wordt beurs geslagen en geschopt. Op dat moment denkt het jongetje: 'Ik wil een andere moeder', inziende dat deze moeder kapot gemaakt is voor zijn ogen. Dit is het absolute dieptepunt van het boek.
Misschien was dit het punt waarop het fout ging tussen moeder en zoon... Maar wat de breuk definitief maakt, was dat zij hem ná de oorlog meteen weg deed naar een internaat. Ze vond haar zoon te veel verwilderd, hem moest discipline bijgebracht worden. Hij ziet niets dan overeenkomsten tussen het kamp en het internaat, en zijn moeder heeft dan nu echt voor hem afgedaan.

Het mooiste vond ik, hoe ik inzicht kreeg in hoe een mens in zijn vroege jeugd helemaal kapot gemaakt kan worden. Dit kind, opgegroeid in een vrouwenkamp, kan zijn leven lang geen 'normale' relatie met een vrouw aangaan. Ik voelde een diep mededogen met hem, met zijn angsten, en zijn eenzaamheid.

Brouwers verwondert zich meerdere malen over het feit, dat er zo weinig serieus gedaan wordt over de geschiedenis van de Jappenkampen. Mensen die er gevangen zaten zijn vreselijk geneigd het verleden altijd maar te relativeren, en te zeggen dat ze er 'nog zo'n lol hadden gehad' ook.
Zijn grootmoeder gaf het advies, te denken dat je ergens anders was. Dat heeft hij nou precies niet gedaan, hij heeft alles zo opgeschreven als hij het zich herinnerde. Het is gruwelijk!

Het boek laat de diepe liefde zien van Brouwers voor zijn moeder. En de enorme wond die er bij hem geslagen is.

Bloed komt veel voor in dit boek, ik denk dat de titel daarmee te maken heeft. Vooral het bloed at de Jappen schopten als ze de vrouwen in hun vagina raakten.
Maar ook de Japanse vlag, met de dikke rode bol.
Bezonken slaat op het verleden dat weliswaar verleden tijd is (bezonken), maar toch nog springlevend.

Er komen prachtige herhalingen voor in het boek: bijvoorbeeld als hij het boek Daantje gaat op reis memoreert. Het is volkomen stukgelezen geweest (hij bezit het niet meer), zijn moeder heeft hem er in het kamp mee leren lezen. 'Stap-stap, daar gaat Daantje.' Jeroen identificeert zich met het mannetje.
Boek waaruit Moeder hem leerde lezen.
Het kamp waar een deel van het gezin Brouwers gevangen zat, was het Tjideng-kamp. Hier bij de gevangenen was ook de dochter en de echtgenote van de gouverneur-generaal, A.W.L. jonkheer Tjarda van Starkenborgh. D.M.G Koch, noemt dat in Onderdrukking en verzet, Nederland in Oorlogstijd. (NB: ik heb dat niet kunnen nagaan. Kochs vrouw is zelf omgekomen  in een Jappenkamp. Ik heb hem niet als medewerker aan het vierdelige werk Onderdrukking en verzet kunnen vinden; wel J. van Bolhuis, Dr. C.D. Brandt, H.M. Randwijk en B.C. Slotenmaker.
'Kwaak-kwaak.' Dat zegt Jeroen als zijn vriendin Liza het over geloven heeft. Dat doet Brouwers natuurlijk niet.
Vierdelig werk, Onderdrukking en Verzet, door Brouwers genoemd. 
Later blijkt dat Kwaak-kwaak een nog veel diepere laag te hebben: ook dat was een (psychologische marteling van de Jappen.
Ik weet niet van wie de tekening is. Laat wel mooi zien de volgevreten Jap, en de sterk vermagerde gevangene.  
Zijn moeder werd gevonden met een bruine boterham met kaas in haar hand, en een hap eruit. Dood. 

Ik laat nu een schematisch overzicht zien van het boek. Daaruit valt te lezen, dat er nog andere verhaallijnen in zitten. Het geheel is, echt 'op zijn Brouwers', prachtig vervlochten. 







Moet zijn; bloed dat vergoten werd. Ontelbaar is ook geen goed adjectief. 
Maar vooruit maar. 
 Eerbetoon aan de onderdrukker
Vermagerde kinderen, bij de bevrijding in 1945.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten