dinsdag 7 februari 2017

'Schrijft u dat maar gerust in uw krant.' - Interview Reve door Boudewijn Büch, 1983.

Onder deze link is de gehele uitzending nog te beluisteren. Duur: één uur.
Zondagavond werd voor de radio een compilatie gegeven van een gesprek tussen Boudewijn Büch en Gerard Reve, dat plaats vond op 5 januari 1983, Reve ontving voor dat 4 uur durende interview drieduizend gulden; hij woonde toen in Schiedam.
Het deed destijds nogal wat stof opwaaien vanwege de fascistische uitlatingen die Reve erin deed. Het werd daarom niet uitgezonden door de KRO, zoals de bedoeling was. Wel verscheen het in Het Parool, waarvoor Büch toen schreef. Zie Het afgedrukte interview, door Boudewijn Büch. ('Ik kom bij u voor de deur toch ook geen stennis maken?')

Ik ben nu bezig met de biografie van Eva Rovers van Büch,
Büch-biografie, 2016.
Eva Rovers, biografe Boudewijn Büch. Zij levert ook commentaar tijdens de uitzending.
en vond het daarom interessant dit programma te beluisteren. De compilatie was van Tom Rooduijn.
Tom Rooduijn zou aanvankelijk de biografie van Reve schrijven. Hij werd er na een ruzie uitgegooid door levensgezel Joop Schafthuizen. De biografie verscheen later van de hand van Nop Maas. 

Büch en Reve kenden elkaar. Reve had, vóór het interview, enkele liefdesbrieven naar Büch gestuurd. Ook had hij een keer bij Büch op de stoep gestaan, en toen wist Büch niet hoe snel hij hem de deur uit moest krijgen. 

Probleem was dat Büch koketteerde met pedofilie en homofilie, hoewel hij zo heterofiel was als maar zijn kon. Hij fantaseerde zijn hele biografie bij elkaar. Het was blijkbaar in de mode om homo te zijn, en Büch zag Reve als zijn leermeester. 
Terwijl Reve dus wat flirt, ziet Büch zeer tegen zijn leermeester op. Maar hij is wel zo voorzichtig om Reve niet tot intimiteiten uit te nodigen.  Hij neemt Klaas Koppe en Mark Blaise mee.
Klaas Koppe met dochter Iris, gefotografeerd door Violet.
Joop Schafthuisen is er ook bij aanwezig en serveert drankjes. Reve krijgt thee in een witte pot, hij is van de drank af. Maar als hij wat ‘begint te lodderen en te ladderen’, kijken de bezoekers eens in de theepot, en zien dat er jenever in zit.
Joop Schafthuizen was de levensgezel van Reve; hier foto's van hem in diverse levensstadia.


De indruk achteraf is, dat het geen interview was, maar een provocatie. Reve deed alles met pretoogjes, om te pesten. Dat kwam in het gedrukte interview niet als zodanig over.
Hier volgen enkele van de vreselijke uitlatingen:
Over Joke Swiebel, lid van het COC, zegt Reve:
Joke Swiebel
dat ze 'naar een concentratiekamp moet, en daar moet worden doodgeknuppeld.'  Als Büch vraagt of dat niet wat ver gaat, zegt Reve dat Swiebel niet de moeite waard is. Hij heeft overigens geen last van naastenliefde, maar is behept met een 'gezonde dosis mensenhaat.' Een priester zei hem ooit dat hij een vrouw nodig had. De moeder van God, dan wel te verstaan.
Simon Vinkenoog noemt hij een 'psychopathische debiel met een paar duizend heroïnedoden op zijn geweten, die onleesbaar pantheïstische tuttui-frutti geschreven heeft.'
Hij verdedigt de Apartheid in Zuid-Afrika, en haalt hier dat bekende citaat naar boven: "Ik ben er erg voor, dat die prachtvolken zo gauw mogelijk geheel onafhankelijk worden, en ons niks meer kosten, zodat we ze allemaal met een zak vol spiegeltjes en kralen op de tjoeki tjoeki stoomboot kunnen zetten, enkele reis Takki Takki Oerwoud, mijnheer!'
En: ‘Op naar de blanke macht.’ (Uit: De taal der liefde.)
Moeten we die uitspraak letterlijk nemen, vraagt Büch? ‘Niemand is voor de zwarten,’ beweert Reve.  Wie iets anders beweert, vertelt een leugen. 100.000 mensen zijn naar Nederland gehaald (uit Suriname en de Nederlandse Antillen) terwijl er hier geen werk of woonruimte voor hen is. ‘Het socialisme heeft zodoende het racisme geïmporteerd.‘
Toenmalig burgemeester van amsterdam, Wim Polak, krijgt er ook flink van langs.
'Iedereen is nu anti-neger.' Beatrix is 'een stomme eigenwijze trut van Troje.’ Als hij de baas zou zijn, zou hij mensen in nood helpen. Maar er zou geen sprake meer zijn van parasiteren. Er kwam goede politie en een criminele partij meer, us CPN en PSP moesten weg. De marine moet worden uitgebreid.

Wouter Gortzak noemde dit alles ‘afzichtelijke opvattingen, en Reve een fascist. Maar volgens Blaise meende Reve de helft niet van wat hij zei. Rover zegt erover: de lezers wisten heus wel wie hij was.
Bovendien was er sprake van verliefdheid, aan de ene kant, en opzien tegen de meester aan de andere kant. Overdrijving aan beide kanten. 2 haantjes bij elkaar.

Over de letterkunde van zijn tijd had Reve ook nog wel wat te zeggen. Hij kon ‘de grote drie’ heel goed terugbrengen tot één thema:
Mulisch: macht, machtsvertoon 
Hermans: identiteit; wie ben ik, hoe zien anderen mij. 
Wolkers: driftbevrediging. 
Zo heeft elk van de grote drie zijn eigen hoofdthema. Voor zichzelf ziet hij als het Ene thema: de verlossing, door duiding van de werkelijkheid. 'Ik ben een religieus-christelijke schrijver.  Ik verrijk de volledige en hele mensheid uit de schatkamers van mijn geest.'
In dit artikel in de NRC, staan nog andere veel interessantere citaten van Reve, dan de 'ronkende van Büch'.
Ik vervolg mijn aantekeningen: 
Achterberg noemt Reve: onleesbaar, niets, oplichterij. Bloem: lui, slordig. Enkel Gerard den Brabander komt er goed vanaf.
Gerard den Brabander
Reve citeert:
Ik kleine slaaf van poëzie en taal,
mij was ter borst de eerste melk al schraal.
Zó droef, zó dun klonk 't moedermonds verhaal,
waar het kanon in doorklonk van Transvaal,
en zó vol tranen was het kleine lied
van bruut verraad en simpels boers verdriet,
dat, wat mij voedde, woord en melk en brood,
dit ál doortrokken was van dood en dood.

'Ik doe wat met mijn ongeluk, ik maak mijn eenzaamheid relevant.' Hij vertelt van zijn delirium en hoe hij toen in een ziekenhuis belandde. Voelde zich als in een trein die met snelheid  door het wereldruim schoot, zich verwijderend van God. En hij zat daar helemaal alleen in. Bij het laatste oordeel weet God misschien wel niet meer weet wie hij is, en wordt hij door Hem vergeten, in een wachtkamer met oude Panorama’s.
Zelfmoord kan niet, het leven is je opgelegd toen je geschapen werd.

9 dagen na publicatie verschenen alle medewerkers in de Alles is Anders-show, bij Aad van den Heuvel.
Boudewijn Büch noemde daar Reve’s uitspraken zeer bedenkelijk, de hele tijd had hij zitten denken ‘Zeg nou dat het ironie is.' 'Mijn literaire vader is een NSB-er. Fascisme is nooit geestig.'
Reve zegt dat ze ‘met valse bedoelingen bij hem in huis zijn terecht gekomen. 'Ik ben geen fascist en geen racist.'
Gortzak zei: het is allemaal vuiligheid bij elkaar geraapt.
Wouter Gortzak, 1982.
Al met al had dit interview grote indruk gemaakt op Büch, hij was er lange tijd kapot van. 

Naar mijn persoonlijke opvatting was het een raar spelletje, van twee kanten. Het was goed hoorbaar dat de drie interviewers zich als kinderen dood lachten om de gewaagde uitspraken van de Grote Meester. Dat maakt alle uitspraken van Büch achteraf zo huichelachtig. 'Lekker erge dingen zeggen', en dan verontwaardigd doen.
Ik ben het met het genoemde artikel in de NRC eens: Reve deed heel wat interessantere uitlatingen, en die werden niet genoemd
Dat is dan nu ten minste een beetje rechtgezet. Nog een laatste: 
“Tegen de veertig wordt de dood zichtbaar. Dan leef je niet meer van je geboorte af, maar leef je naar de dood toe. En naarmate je ouder wordt, verlies de dood zijn verschrikking. Dan wordt hij van vijand tegenstander, en van tegenstander wordt hij goede buurman, en tenslotte wordt hij een goede vriend. Ik ben hem niet kwaadgezind, nee.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten