dinsdag 21 april 2015

Duitse Wortels, Mijn familie, de oorlog en Silezïe; Laura Starink, 2013

Boek 
Dit is het centrale thema in het boek.
Laura Starink 
Het persoonlijke dossier van Starinks opa, Georg Cibis. Hij was godsdienstleraar aan de Adolf Hitler School in Klausberg. Het dossier bevindt zich nu in het Staatsarchief van Katowice.
De familieboerderij van Starinks oma Martha Klose in het dorp Zobten (nu Sobotka), 30 km ten zuiden van Breslau (nu Wroclaw). Hier stierf haar oma in 1945 van uitputting, 45 jaar oud.

Laura's moeder, Elinor, in de tuin van het familiehuis in Klausberg, in 1994. 
Elinor, vooraan rechts, op de Adolf Hitler Schule in Klausberg, waar haar vader leraar was.
De apotheek waar Laura's moeder na de Arbeitsdienst ging werken. Hier ontdekte Elinor dat ze tuberculose had opgelopen, waarvoor ze in 1944 naar een sanatorium in Davos werd gestuurd.

Elinor ging na de oorlog in Zwitserland kunstgeschiedenis studeren.
Haar twee jongste zusjes Hanne en Bärbel.
De barak in Auschwitz-Birkenau waar Laura's tante Lotte naar alle waarschijnlijkheid heeft geslapen tijdens haar 4 maanden dwangarbeid voor de Russen, van april tot augustus 1945.

Oom Hans bij het graf van zijn moeder, Laura's oma, Martha Klose, in Zobten (Sobotka).
Dames van de Deutsche Freundschaftskreis die na de oorlog in Klausberg, nu het Poolse Mikulczyce, zijn blijven wonen. Lang hebben zij hun Duitse wortels moeten verzwijgen.
Deze foto werd gemaakt op de begrafenis van Opa Georg, die in 1947 aan tuberculose stierf. Moeder Elinor was in Zwitserland, de 5 weeskinderen moesten zich nu alleen in Polen zien te redden.

De overgrootouders Josefa Schatka en Alois Cibis in 1930.

Een heel goede samenvatting is onder de link te vinden.  
 
Op de een of andere manier heb ik heel veel moeite moeten doen om dit boek tot mij te nemen. Die moeite kwam door de veelheid aan namen die Starink gebruikt. Gelukkig geeft ze voorin het boek een stamboom van haar familieleden, dat helpt wel. Maar er is erg veel gebeurd met de diverse personen, en dan ook nog eens met het gebied waar ze uit stammen.
Toen ik het voor de tweede keer las, ging het iets beter, vooral toen ik me op de structuur van het verhaal richtte; maar gemakkelijk werd het niet. Het is een breed verteld verhaal, met veel bijzondere gebeurtenissen. Je vraagt je soms af, met wie je nu weer te maken hebt, en in welke tijd. Het gaat nogal heen en weer tussen de diverse periodes.
Wél is het een belangwekkende geschiedenis, die aandacht verdient. Ik heb er nauwelijks van geweten dat de Duitsers zelf ook slachtoffer geworden zijn van anderen, na de oorlog. Dit was in Silezië het geval, toen het van Duitse handen overging in Poolse. Alles wat de Polen en/of de Russen was aangedaan, werd nu de Duitsers aangedaan. Veel Duitsers overleefden die behandeling niet.

Het boek begint met de vragen die Starink zich stelt: waar komt mijn moeder vandaan; hoe was haar familie in de oorlog; wat wisten ze van Auschwitz, dat maar 60 km verderop ligt?
In haar jeugd vertelde moeder het sprookje van Rübezahl, de Reus Rapenteller, naar wie het Siliezische Reuzengebergte is genoemd. In de jaren negentig reist ze met moeder naar Klausberg, dat nu Mikulczyce heet.
Rübezahl, de reus va het Reuzengebergte. Kon elke gedaante aannemen.
De oorlog begint met een door Hitler verzonnen smoes: de zender van Gleiwitz; het was een van de 40 grensincidenten waarover Hitler sprak. Zo had hij reden om Polen binnen te vallen.
De radiozendmast van Gleiwitz (nu Gliwice), waar eind augustus 1939 door de nationaal-socialisten een toneelstukje werd opgevoerd. De zender zou ''veroverd'' zijn door Poolse opstandelingen. Het was een van de geënsceneerde grensincidenten waarna Hitler op 1 september 1939 Polen de oorlog verklaarde. Starinks moeder kon zich dat verhaal goed herinneren. Gleiwitz ligt 10 km van haar geboortestad. 
De mast staat er nog steeds, hij is geheel van hout.

Een van de 'straffen' van na de oorlog was de internering in werkkampen. Het zusje Lotte heeft daar een paar maanden dwangarbeid moeten verrichten voor de Russen. Haar werk bestond uit het ontmantelen  van een verffabriek. Tot in de kleinste onderdelen werd die uit elkaar gehaald, en in stukjes naar Rusland vervoerd. Daar ligt alles nu waarschijnlijk nog steeds te verstoffen. Maar Lotte overleefde het nog, velen stierven onder andere tijdens gruwelijke transporten; of ze werden vermoord..
Een geheel ander, maar ook nieuw element was voor mij dat Davos een plek was waar in de oorlog betrekkelijk gewone mensen naar toegezonden werden door de nazi's om er te genezen van tuberculose. Grootvader George heeft hier gekuurd, maar ook de moeder van Laura, Elinor. Davos heeft verdachte nazistische sympathieën gehad, hoewel men er na de oorlog onmiddellijk het nazisme veroordeelde. Davos werd 'de Hitlerstad' genoemd, ook wel 'de Nazi-Zitadell' in de Alpen.
De kinderen van Martha en George verloren hun ouders vrij jong. Inge en Lotte, twee tantes van Laura, voedden de andere kinderen op. Toen het na de oorlog niet meer ging in Silezië, trokken ze weg naar West-Duitsland. Gelukkig bleek dat achteraf een goede stap, ze werden warm onthaald door familie die daar al woonde. (Die waren al meteen na de oorlog vertrokken, de kinderen gingen pas in 1950 weg.) In het westen kregen ze het materieel allemaal meteen veel beter.
 
Hitler was tegen de katholieke kerk: ook weer nieuwe informatie. Nu was er al sinds Bismarck een strijd tegen de katholieken, de zogenaamde Kulturkampf. Bismarck zag de katholieken als een obstakel in de weg naar unificatie. In die zin ging Hitler door op een al gebaande weg.
Toch liggen de zaken niet eenduidig: de katholieke zowel als de protestantse kerk aanvaardden Hitler, omdat men vond dat ieder gezag van God gegeven was. Zo konden de meeste leden van de NSDAP ook gewoon lid blijven van een kerkgenootschap. Maar het pure nazisme was een vorm van heidendom.
 
Elinor was in de oorlog bij de Jungmädel en de Bund Deutscher Mädel, maar politiek 'interesseerde haar geen laars'. Ze moest stiekem naar de kerk, processies bijvoorbeeld werden verboden.
Dan gaat het boek een stap terug in de tijd. Vanaf 1742 lag Silezië in de Drei-Kaiser-Ecke, Rusland, Duitsland en de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Nu eens behoorde het bij deze, dan weer bij gene eigenaar.
Opa vocht in de Eerste Wereldoorlog, hield daar een wandelende granaatsplinter in zijn rug aan over.
Opa Georg Cibis, in een veldhospitaal in Frankrijk in 1916. Hij raakte gewond door een granaat.
Starink vertelt over de verdeling van Europa, en de plaats van Silezië daarin: na WO-I kwamen er drie nieuwe republieken, Polen, Tsjecho-Slowakije en de Weimarrepubliek.
'De adem van Bismarck' waaide door Silezië, doordat de katholieken er onderdrukt werden. Alois Cibis was boerenzoon, maar ontwikkelde zich tot leraar. Opa gaf godsdienstles op de Adolf Hitler Schule.  Zijn kinderen waren ervan overtuigd dat hij 'goed' was in de oorlog.
 
Schoolkinderen moesten in de oorlog na hun eindexamen eerst een half jaar werken voor volk en vaderland. Dat moest Elinor ook, ze vond dat normaal. Dat half jaar werd wel wat langer! Elinor ontwikkelde ook tuberculose.
Het vernietigingskamp Auschwitz ligt vlakbij Klausberg. Maar feitelijk was 'heel Silezië één Goelag'.  Het Stammlager Auschwitz telde meer dan veertig subkampen. Dat waren geen vernietigingskampen, maar werkkampen voor krijgsgevangenen.  Slavenarbeid dus, omdat Duitse mannen onder de wapenen waren.
De Entjudung was aanvankelijk vooral bedoeld om een zuiver Arisch ras te kweken. Later werd de strijd tegen het judeo-bolsjewisme en de Joodse wereldsamenzwering praktisch hoofddoel van de oorlog. De gruwelbeelden kwamen nooit in de Wochenschau terecht.
In Silezië, evenals elders, moest men bewijzen dat men van Duitsen bloed was, dat gebeurde met de zogenaamde Ahnenpass, waarin ruimte was voor 62 voorouders. Polen waren ook Arisch, toch werden Polen als Slavische Untermenschen beschouwd. Met de Ahnenpass werden mensen in 4 categorieën ingedeeld: hoe Duitser, hoe beter. In categorie 4 zaten renegaten die hun Duitse wortels verloochend hadden. Starink noemt de tekst op de pas van haar familie  'een gif dat moet zijn ingedruppeld'.
Er was na de WO-I een strijd gaande om Silezië, de Polen wilden het gebied rondom Katowice hebben. Een referendum liet zien, dat de Duitsers die daar woonden bij Duitsland wilden horen. Er waren drie Poolse opstanden, de laatste was de strijd om de Annaberg in 1921. Toen verdeelden de Geallieerden het gebied, bijna alle grondstoffen kwamen toen in Poolse handen. De Duitse Sileziërs waren niet blij met die tweedeling, het was een voedingsbodem voor Hitler dat gebied terug te claimen.
Je had  Opper- en Nedersilezië, gescheiden door de rivier de Oder. Neder-Silezië was natuurschoon, Opper- roet en mijnstof. Starink gaat hierheen met haar oom Hans. Toen in 1945 de Russen Silezië naderden, begon de Grote Trek: uit angst voor de Russen trokken de Duitsers weg naar het westen.
De familie, Georg, Martha, en de kinderen gaan naar de boerderij van Onkel Jorg in Zobten. Alleen Lotte bleef achter. Zij doorstaat de Russische belegering, wordt gelukkig ook niet door de Russen verkracht.
In Opper-Silezië komen na 1945 Poolse repatrianten terug met treinen uit het oosten, uit Gallicië.  Alsof ze ooit afkomstig waren uit Silezië! Ze namen wel de rijke boerderijen van de Duitsers in bezit. 
Velen werden naar Siberië gestuurd. Lotte wordt opgeroepen voor dwangarbeid en komt in een vrachtwagen in Auschwitz terecht. Het duurt in totaal 4 maanden, daarna keert ze lopend naar huis terug.

De ooms en tantes van Elinor vluchten, en hebben te maken met de vreselijke nasleep van de oorlog. Onkel Jorg moet mijnen ruimen. Overal liggen dode mensen en dieren. Er worden Polen in huis ingekwartierd, die het voor het zeggen krijgen. Iedereen heeft wapens in die tijd. De Polen zuipen als beesten.
Martha, de ziekelijke vrouw van Georg, houdt het alleen niet uit in Zobten. Haar man Georg zit in Klausberg. Ze onderneemt een voettocht die ze niet overleeft.
 
De eerste tijd na de oorlog is ook de periode van 'wilde verdrijvingen': Polen die Duitsers verdrijven. Dit gebeurde met medeweten van de Poolse regering en van het leger. De Britse historicus R.M. Douglas schreef hierover in zijn boek Orderly and Humane. Douglas wijst op de verantwoordelijkheid van de Geallieerden in deze. Men ging eigenlijk voort op de gedachte dat multiculturalisme niet meer mogelijk was. Het werden afschuwelijke massadeportaties. Eind 1945 kwam er een einde aan. Naar schatting 400.000 Duitsers waren de grens overgezet. De manier waarop was afschuwelijk, mensonterend, en kostte onnoemelijk velen het leven. De ooms en tantes van Elinor vertrekken dan uit Zobten op een van de vele treintransporten, naar het westen.
De meeste verdrevenen kwamen uit Nedersilezië, omdat de geïmporteerde Polen boeren waren. De mijnwerkers kenden hun vak en waren minder goed te vervangen. Iedereen was bang voor de Russen, vooral meisjes en vrouwen.
Georg sterft ook spoedig daarna, aan de tbc. Inge en Lotte nemen de zorg op zich voor Hanne, Bärbel en Hans. Elinor blijft in Zwitserland, waar ze kunstgeschiedenis studeert en zich verlooft met Jan Starink.
In 1950 vertrekken de oudere zusjes met de jongsten naar de al eerder naar het Westen gevluchte familie. Ze worden daar eindelijk als mens behandeld.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten