donderdag 23 oktober 2014

De Thibaults - Roger Martin du Gard, 1922


Boek
Roger Martin du Gard is een grote ontdekking voor mij. En niet alleen voor mij, want zoveel jaar na het verschijnen van deel I van Les Thibault (1922), is er nu een Nederlandse vertaling van de hand van Anneke Alderlieste.
Ik begin maar meteen met de aanbeveling van het boek door Maarten 't Hart:
Maarten 't Hart enthousiast over De Thibaults
Het boek begint eveneens met een voorwoord door 't Hart.
Het was geen enkele moeite dit boek, dat maar liefst 861 pagina's telt, te lezen. Het is onderdeel van een romancyclus, een zogenaamde roman-fleuve, waarin de broers Antoine en Jacques de hoofdrol spelen. Het gaat meteen ook over de sociale en morele ontwikkeling van de Franse bourgeoisie tijdens de Belle Époque. Uiteindelijk zal de Grote Oorlog een rol spelen, maar in deel I is dat nog niet zo ver.

In het nawoord vertelt Alderlieste iets meer over Martin du Gard. Hij won in 1937 de Nobelprijs voor de literatuur voor Les Thibault. Hij was wars van elke vorm van persoonlijke publiciteit. Toen hij van André Gide vernam dat hij de Nobelprijs gewonnen had, maakte hij dat hij weg kwam. Hij heeft vrijwel niets van zijn privéleven in de openbaarheid gebracht.
Hij leefde van 1881 tot 1958. Zijn schoolprestaties waren wat beneden de maat, maar hij leest ongelooflijk veel. Ook is hij een geïnteresseerde toeschouwer van andermans leven. Hij schrijft met regelmaat over het thema 'de voyeur'. Hij leert van al zijn lezen dat hij bij het schrijven vooral structuur moet aanbrengen.
Oorlog en Vrede van Tolstoi is voor hem een openbaring; het stimuleert hem op de weg van de roman van lange adem. Het kijken naar de wereld, zonder God (Tolstoi introduceerde pas later God in zijn werk) boeit hem zeer.
Hij volgt een opleiding tot archivaris, waar zijn belangstelling voor geschiedenis ontstaat. Zo ontwikkelt zich zijn vermogen zijn personages te verweven met de politieke feiten.
Hij vestigt zich met zijn vrouw in Parijs. Zijn eerste roman verdwijnt in een la. Martin du Gard gaat dan een tijdje colleges volgen bij neurologen en psychiaters. De kunst om een ziektebeeld te beschrijven verschilt niet zo veel van zijn literatuuropvatting. Het gaat hem niet om de moraal (anders dan bijvoorbeeld zijn vriend Gide), maar puur om de beschrijving van de naakte werkelijkheid.
'In 1920 koopt hij een huis in Clermont om zich terug te trekken en De Thibaults te schrijven. In de grootste kamer zijn alle tafels uit het huis bij elkaar gezet, met daarop uitgespreid het enorme aantal systeemkaarten die alles tof van het werk bevatten: de personages, hun gedetailleerd curriculum en het schema van de gebeurtenissen. Met een potlood, een blocnote en wat fiches met aantekeningen in de hand loopt hij van de ene tafel naar de andere, aarzelend, zich bedenkend, tien keer op zijn schreden terugkerend voor hij ten slotte de aantekeningen die hij tussen zijn vingers houdt in het juiste mapje schuift. Als dit werk klaar is, is het boek in feite af. Het moet alleen nog geschreven worden.'
Een prachtig stukje wordingsgeschiedenis van de roman, uit het Nawoord van Alderlieste.
Het werk blijkt zo omvangrijk, dat hij op een bepaald moment (na een ernstig ongeval dat hem voor maanden in het gips doet belanden) inziet dat hij het niet af zal krijgen. Hij bedenkt dan een andere ontknoping.
Zijn laatste grote werk wordt Luitenant Kolonel de Maumort; de memoires van een oude kolonel die gevangen zit en zijn dagboek schrijft, maar meer en meer afdwaalt naar het verleden. Opnieuw een terugkijken in de tijd, maar nu in wisselwerking met het heden.
Roger Martin du Gard
Ik geef nu mijn overzicht van deel I van De Thibaults.
Om te beginnen de personages:
Antoine en Jacques Thibault; broers. Er zit 9 jaar leeftijdsverschil tussen hen. Hun moeder Lucie stierf bij de geboorte van Jacques.
Hun vader is Oscar Thibault. Een strenge, harde man; katholiek. Hij doet veel goed werk, zonder van zichzelf te zien dat het hem (ook) om de eer te doen is.
Hij stuurt Jacques naar een verbeteringsgesticht (een tehuis met zijn naam).
Na zijn dood ontdekt zoon Antoine dat vader nog een geheim leven had, dat de zoon niet bekend was.
Antoine is arts, Jacques heeft eigenlijk niet een echte opleiding voltooid. Hij ontwikkelt zich als schrijver.
Ten huize van de Thibaults leven Mlle de Waize, die de jongens heeft opgevoed na de dood van mevrouw. Ook haar nichtje Gisèle; dochter van haar broer majoor de Waize en een halfbloed moeder (uit Madagascar). Meneer Chasle, de secretaris; met zijn vrouw en moeder. Hun dienstbode heet Aline. Haar zus heeft een dochter, Dédette, die gered wordt door een operatie van Antoine. Bij die operatie leert Antoine Rachel Goepfert kennen. Ze krijgen een verhouding, maar die is tegelijk erotisch en pijnlijk voor Antoine. Rachel onthult hem allerlei geheimen, zoals een verhouding met Hirsch, iemand uit de show- en theaterwereld. Maar ook iemand met een rare reputatie: hij heeft zijn boy gedood (een genadeschot toen een krokodil hem te pakken had) en hij zou een incestueuze verhouding hebben gehad met zijn dochter Clara, en de hand hebben gehad in haar dood, en de zelfmoord van haar verloofde Aaron. Clara had blauwe plekken op haar hals, ze zat in het bootje op een meer waarmee Aaron een eind aan zijn leven maakte. Toch gaat Rachel na een tijdje weg bij Antoine om Hirsch - die volgens haar in Soedan is - weer op te zoeken. En o ja: Rachel heeft een gestorven dochtertje, Antoine en zij bezoeken het grafje van Roxane Rachel. Een film over Afrika en foto's roepen allerlei herinneringen bij haar naar boven.
De tweede belangrijke familie is de familie Fontanin. Moeder Thérèse, vader Jérôme, zoon Daniel en dochter Jenny. Zij zijn protestants. De moeder is zeer gelovig; vader heeft allerlei vriendinnen, en laat zijn vrouw met alles alleen zitten. Toch scheidt zij niet, op aandringen van de dominee. Daniel is een goede vriend van Jacques. Als kind lopen zij samen van huis weg, omdat zij samen een vriendschapsschrift hebben, dat ontdekt is. Er worden allerlei verkeerde conclusies uit getrokken, zoals dat de jongens homoseksueel zouden zijn. Jacques wordt hiervoor gestraft met het al genoemde gesticht in Croey.

De Fontanins zijn de tegenpolen van de Thibaults, zij zijn protestants. Er groeit een liefde tussen Jacques en Jenny, waaraan geen van tweeën toegeeft. Jacques verdwijnt drie jaar, niemand weet waarom.
Abbé Vécard is de biechtvader van Oscar Thibault.
Ook is er een speciale band tussen Gisèle en Jacques, zij is als kind al gek op haar 'Jacquot'. Tijdens zijn afwezigheid ontvangt ze van hem een mand rozen uit Engeland, waardoor ze denkt dat haar liefde beantwoord wordt. Dat blijkt niet het geval, hij heeft inmiddels liefde voor een ander (Sophie?) opgevat.
Madame Petit-Dutreuil is  een van de minnaressen van Jerome. Haar dochter Nicole ontvlucht het huis en gaat naar het huis van madame Fontanin (haar tante), waar ze verder opgroeit.
Rinette is dezelfde als Victorine Le Gad;  ook: Cricri (zo noemt Jérôme haar). Dienstmeisje van Mme Petit-Dutreuil, met wie Jérôme het ook al aanlegt. Zij wil een kind van hem, later weer van Daniel.  Ze hééft een kind gekregen (er staat niet bij van wie), voor wie Jerome zich verantwoordelijk voelt. In plaats van geld aan zijn vrouw te geven, gaat hij haar onderhouden. Laat het aan zijn vrouw dat te regelen!  

Deel 1 beslaat 6 grote hoofdstukken; eigenlijk boeken. ze hebben ook elk een eigen ontstaansjaar:

Het grijze schrift,1922.
Het verbeteringsgesticht, 1922.
Onbezorgde dagen, 1923.
Het spreekuur, 1928.
La sorellina, 1928.
De dood van de vader, 1929.

Het boek leest heerlijk weg. Ik heb alle delen A la recherche du temps perdu gelezen van Marcel Proust, en ik ben het met  't Hart eens: dit leest veel prettiger. Toegegeven: ik las beide auteurs in vertaling. Maar Proust maakt zinnen van een halve bladzijde of méér soms. De eerste twee delen zijn geweldig,  maar in de latere delen hinderde mij Prousts zieke geest.

Wonderlijk dat wij nu pas kennis maken met Roger Martin du Gard!

Zeer indrukwekkend is het hoofdstuk De dood van de vader. Martin du Gard beschrijft het sterfbed zeer waarachtig en indringend. Natuurlijk werd ik er niet vrolijk van. Ik stel me ook zo voor dat sterven in die jaren nog zwaarder was dan nu. Euthanasie - uiteindelijk wordt euthanasie gepleegd - was toen nog helemaal niet bespreekbaar. Gelukkig zijn de tijden wat dat betreft veranderd, RDM was wat dat betreft modern.

Ik ben al met al heel benieuwd naar de volgende delen. Ik ga ze allemaal lezen! (Maar ik lees op internet dat ik voor deel 2 nog tot na 2015 moet wachten!)

Ten slotte vermeld ik hier nog, dat ik Roger Martin du Gard leerde kennen door het kleine boekje
De Verdrinking , dat ik in juli van dit jaar aan Marjanne cadeau deed. Daardoor ben ik geïnteresseerd geraakt in dit werk.
Afbeelding Roger Martin du Gard.
Ten slotte hier één van de vele lovende kritieken, van de hand van Jeroen Vullings. Uit Vrij Nederland.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten