zondag 24 augustus 2014

Eerste Wereldoorlog: Memoires van een man die op vossen jaagde - Siegfried Sassoon, 1937 (vertaling 2002)

De oorspronkelijke titel is Memoirs of a Fox-hunting man; de vertaling is van Fritz Boeringa.
Nadat ik enkele jaren geleden het Belgische Yper had bezocht, was ik zo gegrepen door de Eerste Wereldoorlog, dat ik verscheidene boeken achter elkaar daarover las.
Helaas hield ik toen nog geen blog bij.
Van één der boeken bleef me de naam Siegfried Sassoon bij. Iemand uit de hogere klassen (zijn vader was een zeer rijke Jood) die naar de oorlog trok, en zich daar ook heldhaftig gedroeg. Hij was bevriend met Wilfred Owen, die zeer door Sassoon beïnvloed werd. Beiden schreven gedichten, en worden de dichters van de Grote Oorlog genoemd..
Sassoon leefde van 1886 tot 1967. Behalve gedichten schreef hij onder meer een trilogie over zijn leven, waarvan deze Memoirs of a Foxhunting man het eerste deel is. De trilogie staat ook wel bekend als de Sherston Trilogy, vanwege de naam George Sherston die hij toekent aan zijn alter ego.
Plaquette op Sassoons huis in Westminster  Londen, Tufton street.
Sassoon in 1906, op de Cambridge University
Sassoon in mei 1915.
Geschilderd portret, 1917.
Grafsteen, Mell's kerkhof.
Het grootste deel van dit boek gaat over de vossenjacht; onder DEZE LINK is daarover meer terug te vinden. Het was een elitesport, die sinds 2005 in Engeland verboden is. Dit omdat de vossen door de honden in het nauw gedreven en gedood werden. Die vorm van jagen (met honden) wordt nog wel beoefend, maar tegenwoordig met een geurspoor van een lapje. Bij ons wordt dat de Hubertus- of slipjacht genoemd. Ook de steeplechase wordt nu diervriendelijk gedaan. (Al schijnt de elite in Engeland zich er niets van aan te trekken. De echte vossenjacht is voor hen ook een belangrijk sociaal evenement.) 
Van de genoemde website heb ik de foto's gehaald, die ik hieronder heb geplaatst. Ze geven een mooi beeld van het leventje van Sassoon vóórdat hij de oorlog in ging. Hij leefde van een jaarlijkse toelage, wilde absoluut niet werken of studeren, en was bijna alleen maar bezig met jagen, golf en cricket. En met het lezen en schrijven van poëzie, al noemt hij dat in dit boek zelf helemaal niet.
Een zogenaamde 'meet' bij een Engels landhuis: de samenkomst vóór aanvang van de jacht).
Foto van een huidige steeplechase, paardenrace met hindernissen
Jagers met meute.

Niet alleen in Engeland was de Foxhunting populair; ook in Frankrijk en Duitsland. Dit is een foto uit Duitsland, die hieronder ook.
Sassoon was heel goed in het nemen van hindernissen met zijn paard. Hier gaat het dwars door het water; Duitsland.

De streek waar Sassoon vandaan kwam, Kent.
:-)
Mooi gezicht in dat landschap.
De mooie rode pakjes.
Met veel plezier beschrijft Sassoon de jachtkledij, en hoe hij zelf zich soms behelpen moet, uit geldgebrek. Het is een feest als hij ten slotte een echte uitrusting koopt!
Zo zie ik hem wel springen, in gedachten.
En zo zou één van zijn leermeesters eruit kunnen hebben gezien.
Amazone; sommige vrouwen redden het zo, tijdens de jacht.



Ringwell, één van de landhuizen waar Sassoon kwam om te jagen.
Something like a trench coat (by a different name) was first seen in the late 19th century, when it was used for sporting pursuits in the English countryside. And so when it was presented as an optional item of military kit for World War I officers on the western front, advertisements portrayed the war using images reminiscent of the countryside at home.
This is seen in Siegfried Sassoon’s 1928 novel Memoirs of a Fox-Hunting Man, where protagonist George Sherston likens the war to an adventure in the English countryside, having grown up with sports such as fox-hunting and cricket. The novel is dotted with references to scarlet coats, worsted gloves, mackintosh coats, and the odour of leather. Soon after George is fitted for a uniform, at Craven & Sons in London, his short-lived romance with war ends.
(bron: Epoch times)

Sassoon was bevriend met Robert Graves (Goodbye to all that) en Wilfred Owen. Beide vrienden  dienden ook in de Grote Oorlog.
Sassoon veranderde door de oorlog van een vrolijke nietsnut in een heldhaftig strijder. Als jonge man wilde hij niet studeren noch werken, leefde van een toelage, en deed niets anders dan jagen, cricket spelen en golfen. En gedichten schrijven, al meldt hij dat niet in zijn boek.
Sassoon kreeg voor zijn verdiensten in de oorlog de onderscheiding The Military Cross. Hij begon in 1914 bij de Sussex Yeomanry, en diende later bij de Special Reserve, Royal Welsh Fuselirs.
Zijn gedichten veranderden uiteraard compleet van toon. Vóór de oorlog was hij een romanticus. Maar in Frankrijk leerde hij alle ellende van de loopgraven (trenches) maar al te goed kennen. Hij sprak zich in woord en geschrift onomwonden tegen de oorlog uit.

Door dat thema van de vossenjacht en rijkeluisleventje vond ik dit boek saai. Die jacht zegt mij niet zo veel, en zeker niet al die namen die Sassoon erbij noemt, van belangrijke of minder belangrijke personen en landgoederen. Het feit dat ik wist dat hij belangrijk zou worden in de Grote Oorlog maakte dat ik toch doorlas.
Je moet dus wel een beetje een liefhebber en kenner van de paardensport e.d. zijn, om het boek leuk te vinden. Ik vond het ook wat snobistisch.
Wie wel iets meer uit de verf komen, zijn Sherstons gedistingeerde stalknecht Dixon, die hem eigenlijk inspireert en aanzet tot paardrijden en vooral tot de jacht; verder zijn vrienden Stephen Colwood en Dennis Milden. Dennis Milden wordt verderop in het boek huntsman, degene die over de honden gaat.
Zowel Dixon als Stephen komen om in het begin van de oorlog.

Dan nog dit: dit boek wordt veel gelezen door middelbare scholieren, en geprezen om zijn humor!

En ten slotte neem ik hier nog een gedicht van Sassoon op, om te weten waarover hij schreef:


To Any Dead Officer

   
Well, how are things in Heaven? I wish you’d say,
  Because I’d like to know that you’re all right.
Tell me, have you found everlasting day,
  Or been sucked in by everlasting night?
For when I shut my eyes your face shows plain;
  I hear you make some cheery old remark—
I can rebuild you in my brain,
  Though you’ve gone out patrolling in the dark.
 
You hated tours of trenches; you were proud
  Of nothing more than having good years to spend;
Longed to get home and join the careless crowd
  Of chaps who work in peace with Time for friend.
That’s all washed out now. You’re beyond the wire:
  No earthly chance can send you crawling back;
You’ve finished with machine-gun fire—
  Knocked over in a hopeless dud-attack.
 
Somehow I always thought you’d get done in,
  Because you were so desperate keen to live:
You were all out to try and save your skin,
  Well knowing how much the world had got to give.
You joked at shells and talked the usual “shop,”
  Stuck to your dirty job and did it fine:
With “Jesus Christ! when will it stop?
  Three years ... It’s hell unless we break their line.”
 
So when they told me you’d been left for dead
  I wouldn’t believe them, feeling it must be true.
Next week the bloody Roll of Honour said
   “Wounded and missing”—(That’s the thing to do
When lads are left in shell-holes dying slow,
  With nothing but blank sky and wounds that ache,
Moaning for water till they know
  It’s night, and then it’s not worth while to wake!)
 
Good-bye, old lad! Remember me to God,
  And tell Him that our politicians swear
They won’t give in till Prussian Rule’s been trod
  Under the Heel of England ... Are you there? ...
Yes ... and the war won’t end for at least two years;
But we’ve got stacks of men ... I’m blind with tears,
  Staring into the dark. Cheero!
I wish they’d killed you in a decent show.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten