donderdag 28 augustus 2014

Yn dat sykjen sûnder finen - Documentaire over Tsjebbe Hettinga van Pieter Verhoeff, 2006.

Zo zag ik hem bijna steeds voordragen, de blinde dichter: met de ogen dicht.
Tsjebbe Hettinga, de blinde, Friese dichter, leefde van 1949 tot 2013. Eerlijk gezegd had ik nog nooit van hem gehoord.
Dat veranderde met de uitzending van Zomergasten van zondag 24 augustus jongstleden, waarin David van Reijbrouck vertelde van zijn bewondering voor hem. Hij heeft Hettinga ook enkele keren ontmoet, omdat Van Reijbrouck zich heeft beziggehouden met de vertaling van zijn gedichten. Om ons met hem te laten kennismaken liet Van Reijbrouck een stukje uit de documentaire zien In dat sykjen sunder finen (= In dat zoeken zonder te vinden) van regisseur Pieter Verhoeff, uit 2006, over Tsjebbe Hettinga. De maandagavond aansluitend werd die documentaire in zijn geheel getoond op Holland Doc.
Ik was diep onder de indruk, en ontroerd door de stem en de voordracht van Hettinga. Wat een bevlogenheid! Al versta ik het Fries niet, de muzikaliteit, het wonderbaarlijke van de zeggingskracht, het geïnspireerde, de schoonheid, de natuur, en het verlangen/ de weemoed komen wel sterk over!
Ik heb hier een stukje van de documentaire overgenomen.
Misschien koop ik nog wel eens een boek van Hettinga. Maar het moet denk ik wel een luisterboek worden, met zijn stem erop.

Stukje uit de documentaire, zoals getoond in Zomergasten.

woensdag 27 augustus 2014

De man die zijn haar kort liet knippen, Johan Daisne, 1947.

Hoes van de film
Het was een groot plezier om weer eens De man die zijn haar kort liet knippen, van Johain Daisne te herlezen. Natuurlijk was het ook voor mij destijds een hit, in mijn middelbare school-tijd. Iederéén las het, je hoorde er ook helemaal bij met dit boek.
Natuurlijk was het spannendste gedeelte het stuk over de lijkopening, het tweede stuk.
Niet, dat Daisne zijn boek daadwerkelijk in delen heeft verdeeld, het is juist als één bewustzijnsstroom geschreven. Nergens witregels, noch alinea's. Lettertjes van boven naar beneden en van links naar rechts over alle bladzijden.
De delen die te onderscheiden zijn, zijn de afscheidsavond van de zeven meisjes (maar in het bijzonder van Fran (Eufrazia) Veerman; een lijkonderzoek op een kerkhof, tien jaar later; de hereniging met Fran in een hotel en de moord op haar.
Behalve het spannende middendeel was ik het boek een beetje vergeten, maar langzaam kwam de verhaallijn wel weer terug. Al bleef de ontknoping tot het einde toe een verrassing.
We beleven de gedachten van de hoofdfiguur Godefried Miereveld mee. Hij is een echte piekeraar, die het leven niet aankan. Zie zijn naam: Mierenveld, die precies weergeeft wat er in hem krioelt. De voornaam Godefried is daarmee in tegenstelling. De naam geeft ook de rust weer die hij zoekt. Hij voelt zich van iedereen de mindere. De enige manier om zijn arme, gepijnigde en pijnigende hoofd tot rust te brengen, is bij de kapper te zitten en daar de rust van de zoemende tondeuse, of de knedende handen van de kapper te ondergaan.
Boekomslag
Op de afscheidsavond van Fran heeft hij zich mooi kort laten knippen, omdat hij er daarmee jonger uitziet. Hij vergelijkt zich met rechter Brantink, in zijn nadeel natuurlijk.
Hij stelt zich eigenlijk een beetje aan voor de meisjes, koopt snoep en een boek voor Fran. Maar ze bedankt hem niet eens, beduimelt het boek. Hij huilt, als hij ziet dat haar naametiket bij haar kapstok verdwenen is. Nu heeft hij zelfs die schamele herinnering niet.
Van het lijk dat professor Mato onderzoekt, horen we een paar bijzonderheden: twee kiezen ontbreken, alsook een voet; er is een mooi genezen breuk in het been, en een bijzonder grote schedel.
Miereveld is uiteraard zeer aangegrepen.
In het hotel waar hij met de professor en diens assistent overnacht, ontmoet hij na tien jaar Fran weer. Hij zoekt haar op in haar kamer, en bekent haar zijn liefde, en zijn zorgelijke gedachten. Ook zij blijkt zo'n piekeraarster, al is haar hele leven anders verlopen. Zij had destijds een affaire met rechter Brantink, reden waarom die verwijderd was van school. Haar vader was natuurlijk woedend en zij is daarna haar eigen gang gegaan. Er kwamen nog veel meer mannen op haar pad, maar die brachten alleen maar desillusies. Zoals Godefried weet dat de schoonheid (die hij in Fran belichaamd ziet) niet te vinden is, zo weet zij dat ook. Ook al betekent Eufrazia ook ogentroost. Ze toont Godfried een aantal attributen: een pistool van haar vader, dat hij haar tot haar vloek gegeven heeft. Verder het etiketje met haar naam, waar Godfried zo om gehuild heeft; en het boek dat ze die avond van hem kreeg.
Ze vertelt hem, dat haar vader destijds geweldddadig om het leven gekomen is. Hij belandde in het water. Uit de details die ze over hem geeft, blijkt dat Godefried naar zijn autopsie heeft staan kijken. Zij vraagt hem haar te doden, omdat het leven geen zin meer heeft. Daar voldoet hij aan, en zo belandt hij in een krankzinnigengesticht. Daar hoort hij later van de directeur dat Fran nog leeft. de lezer blijft zitten met de vraag, wat er nu precies wel of niet gebeurd is.
In 1966 werd het boek van Daisne verfilmd door André Delvaux.

Stukje uit de film van Delvaux. 
Voorbeeld van een der vertalingen
De schrijver Johan Daisne, pseudoniem voor Herman Thiery. Hij wordt wel de Vlaamse Dostojevski genoemd. Hij introduceerde in het Vlaams het zogenaamde magisch realisme, waartoe ook De man die zijn haar kort liet knippen behoort. Behalve romans schreef hij gedichten, essays en toneelstukken. Daisne leefde van 1912 tot 1978.
 
 

 
 

zondag 24 augustus 2014

Lourdes, Jessica Hausner, 2009

Hoes met hoofdrolspeelster Sylvie Testud
Mooie film van Jessica Hausner. 
Jonge vrouw, Christine, die lijdt aan MS en volkomen bewegingloos in een rolstoel zit, gaat naar Lourdes. Ze geeft de indruk vooral te komen om aan de eenzaamheid te ontsnappen, en niet erg gelovig te zijn.
Dit is Christine, die gelaten kijkt naar het hele religieuze circus om haar heen. 
Zo wordt ze 's avonds naar bed gebracht, door twee zusters.  
En zo ligt ze dan met een room-mate op de kamer, een oudere dame. Zie het Mariabeeldje op haar nachtkastje! 
Alles is gereglementeerd, bezoeken aan de kerk, aan de grot, het 'baden' in gewijd water. 
De grot waar Maria aan Bernadette zou zijn verschenen. 
Het jonge zustertje vertelt dat vrijwilligerswerk zo zinvol is. Je ziet Christine denken! Want later probeert het zustertje wel steeds het aan te leggen met een mannelijke vrijwilliger. Die gelukkig meer oog heeft voor Christine. (Maar haar op het einde toch laat staan.)
Overal schalt Ave Maria-muziek uit de luidsprekers. 
En van deze priesterlijke ruggen word ik persoonlijk ook wat depressief. 
Een zalvende priester, die het alleen maar heeft over genezing van de ziel, nederig aanvaarden van je lot, en ga maar door. Van alles waar je weinig voor koopt. 
Ja, en hier is er dan een hoop gebeurd: niet een heel religieuze pelgrim wordt geraakt door een wonder, maar onze eigen Christine. Die eigenlijk meer op heeft met een culturele reis. En uitgerekend zij gaat weer bewegen en lopen. De andere pelgrims vragen de priester waarom God dit zo gedaan heeft, dit klopt toch niet? 
De room-mate speelt een wat wonderlijke rol. Ze wil Christine graag verzorgen, maar vindt het eigenlijk maar niks als het juist haar veel beter gaat. Zij zelf kuste immers om de haverklap haar kleine stenen Mariaatje! 
De eetzaal. Hier zwaait Cecile de scepter. Een waar kreng. Maar Cecile blijkt zelf kankerpatiënte te zijn, en raakt op zeker moment in coma. 
Cecile. Echt een mooie kop voor een onsympathiek, maar tegelijk droevig personage.
Regiseuse Jessica Hausner.

Trailer
"The remarkable coup of the film is that it can be taken either as a testament to the power of faith or as a subtle undermining of it." The Independent.
Want de genezing van Christine blijft niet. Aan het eind moet ze toch weer voorzichtig gaan zitten, je ziet haar langzaam wankelen.
De film zit vol met ongemakkelijke, zeer sprekende momenten. Bijvoorbeeld als Christine blijft kijken naar de dansvloer, waar ze zojuist door de man die met haar gedanst heeft, alleen is gelaten.
Of zie de verschrikkelijke bedden, de kale slaapkamer. Of de manier waarop er ''gebaad' wordt: een mantelkapje wordt afgedaan, een kannetje water wordt uitgegoten over hoofd en schouders.
En alles uniform, allemaal een blauw mantelkapje...

.

Eerste Wereldoorlog: Memoires van een man die op vossen jaagde - Siegfried Sassoon, 1937 (vertaling 2002)

De oorspronkelijke titel is Memoirs of a Fox-hunting man; de vertaling is van Fritz Boeringa.
Nadat ik enkele jaren geleden het Belgische Yper had bezocht, was ik zo gegrepen door de Eerste Wereldoorlog, dat ik verscheidene boeken achter elkaar daarover las.
Helaas hield ik toen nog geen blog bij.
Van één der boeken bleef me de naam Siegfried Sassoon bij. Iemand uit de hogere klassen (zijn vader was een zeer rijke Jood) die naar de oorlog trok, en zich daar ook heldhaftig gedroeg. Hij was bevriend met Wilfred Owen, die zeer door Sassoon beïnvloed werd. Beiden schreven gedichten, en worden de dichters van de Grote Oorlog genoemd..
Sassoon leefde van 1886 tot 1967. Behalve gedichten schreef hij onder meer een trilogie over zijn leven, waarvan deze Memoirs of a Foxhunting man het eerste deel is. De trilogie staat ook wel bekend als de Sherston Trilogy, vanwege de naam George Sherston die hij toekent aan zijn alter ego.
Plaquette op Sassoons huis in Westminster  Londen, Tufton street.
Sassoon in 1906, op de Cambridge University
Sassoon in mei 1915.
Geschilderd portret, 1917.
Grafsteen, Mell's kerkhof.
Het grootste deel van dit boek gaat over de vossenjacht; onder DEZE LINK is daarover meer terug te vinden. Het was een elitesport, die sinds 2005 in Engeland verboden is. Dit omdat de vossen door de honden in het nauw gedreven en gedood werden. Die vorm van jagen (met honden) wordt nog wel beoefend, maar tegenwoordig met een geurspoor van een lapje. Bij ons wordt dat de Hubertus- of slipjacht genoemd. Ook de steeplechase wordt nu diervriendelijk gedaan. (Al schijnt de elite in Engeland zich er niets van aan te trekken. De echte vossenjacht is voor hen ook een belangrijk sociaal evenement.) 
Van de genoemde website heb ik de foto's gehaald, die ik hieronder heb geplaatst. Ze geven een mooi beeld van het leventje van Sassoon vóórdat hij de oorlog in ging. Hij leefde van een jaarlijkse toelage, wilde absoluut niet werken of studeren, en was bijna alleen maar bezig met jagen, golf en cricket. En met het lezen en schrijven van poëzie, al noemt hij dat in dit boek zelf helemaal niet.
Een zogenaamde 'meet' bij een Engels landhuis: de samenkomst vóór aanvang van de jacht).
Foto van een huidige steeplechase, paardenrace met hindernissen
Jagers met meute.

Niet alleen in Engeland was de Foxhunting populair; ook in Frankrijk en Duitsland. Dit is een foto uit Duitsland, die hieronder ook.
Sassoon was heel goed in het nemen van hindernissen met zijn paard. Hier gaat het dwars door het water; Duitsland.

De streek waar Sassoon vandaan kwam, Kent.
:-)
Mooi gezicht in dat landschap.
De mooie rode pakjes.
Met veel plezier beschrijft Sassoon de jachtkledij, en hoe hij zelf zich soms behelpen moet, uit geldgebrek. Het is een feest als hij ten slotte een echte uitrusting koopt!
Zo zie ik hem wel springen, in gedachten.
En zo zou één van zijn leermeesters eruit kunnen hebben gezien.
Amazone; sommige vrouwen redden het zo, tijdens de jacht.



Ringwell, één van de landhuizen waar Sassoon kwam om te jagen.
Something like a trench coat (by a different name) was first seen in the late 19th century, when it was used for sporting pursuits in the English countryside. And so when it was presented as an optional item of military kit for World War I officers on the western front, advertisements portrayed the war using images reminiscent of the countryside at home.
This is seen in Siegfried Sassoon’s 1928 novel Memoirs of a Fox-Hunting Man, where protagonist George Sherston likens the war to an adventure in the English countryside, having grown up with sports such as fox-hunting and cricket. The novel is dotted with references to scarlet coats, worsted gloves, mackintosh coats, and the odour of leather. Soon after George is fitted for a uniform, at Craven & Sons in London, his short-lived romance with war ends.
(bron: Epoch times)

Sassoon was bevriend met Robert Graves (Goodbye to all that) en Wilfred Owen. Beide vrienden  dienden ook in de Grote Oorlog.
Sassoon veranderde door de oorlog van een vrolijke nietsnut in een heldhaftig strijder. Als jonge man wilde hij niet studeren noch werken, leefde van een toelage, en deed niets anders dan jagen, cricket spelen en golfen. En gedichten schrijven, al meldt hij dat niet in zijn boek.
Sassoon kreeg voor zijn verdiensten in de oorlog de onderscheiding The Military Cross. Hij begon in 1914 bij de Sussex Yeomanry, en diende later bij de Special Reserve, Royal Welsh Fuselirs.
Zijn gedichten veranderden uiteraard compleet van toon. Vóór de oorlog was hij een romanticus. Maar in Frankrijk leerde hij alle ellende van de loopgraven (trenches) maar al te goed kennen. Hij sprak zich in woord en geschrift onomwonden tegen de oorlog uit.

Door dat thema van de vossenjacht en rijkeluisleventje vond ik dit boek saai. Die jacht zegt mij niet zo veel, en zeker niet al die namen die Sassoon erbij noemt, van belangrijke of minder belangrijke personen en landgoederen. Het feit dat ik wist dat hij belangrijk zou worden in de Grote Oorlog maakte dat ik toch doorlas.
Je moet dus wel een beetje een liefhebber en kenner van de paardensport e.d. zijn, om het boek leuk te vinden. Ik vond het ook wat snobistisch.
Wie wel iets meer uit de verf komen, zijn Sherstons gedistingeerde stalknecht Dixon, die hem eigenlijk inspireert en aanzet tot paardrijden en vooral tot de jacht; verder zijn vrienden Stephen Colwood en Dennis Milden. Dennis Milden wordt verderop in het boek huntsman, degene die over de honden gaat.
Zowel Dixon als Stephen komen om in het begin van de oorlog.

Dan nog dit: dit boek wordt veel gelezen door middelbare scholieren, en geprezen om zijn humor!

En ten slotte neem ik hier nog een gedicht van Sassoon op, om te weten waarover hij schreef:


To Any Dead Officer

   
Well, how are things in Heaven? I wish you’d say,
  Because I’d like to know that you’re all right.
Tell me, have you found everlasting day,
  Or been sucked in by everlasting night?
For when I shut my eyes your face shows plain;
  I hear you make some cheery old remark—
I can rebuild you in my brain,
  Though you’ve gone out patrolling in the dark.
 
You hated tours of trenches; you were proud
  Of nothing more than having good years to spend;
Longed to get home and join the careless crowd
  Of chaps who work in peace with Time for friend.
That’s all washed out now. You’re beyond the wire:
  No earthly chance can send you crawling back;
You’ve finished with machine-gun fire—
  Knocked over in a hopeless dud-attack.
 
Somehow I always thought you’d get done in,
  Because you were so desperate keen to live:
You were all out to try and save your skin,
  Well knowing how much the world had got to give.
You joked at shells and talked the usual “shop,”
  Stuck to your dirty job and did it fine:
With “Jesus Christ! when will it stop?
  Three years ... It’s hell unless we break their line.”
 
So when they told me you’d been left for dead
  I wouldn’t believe them, feeling it must be true.
Next week the bloody Roll of Honour said
   “Wounded and missing”—(That’s the thing to do
When lads are left in shell-holes dying slow,
  With nothing but blank sky and wounds that ache,
Moaning for water till they know
  It’s night, and then it’s not worth while to wake!)
 
Good-bye, old lad! Remember me to God,
  And tell Him that our politicians swear
They won’t give in till Prussian Rule’s been trod
  Under the Heel of England ... Are you there? ...
Yes ... and the war won’t end for at least two years;
But we’ve got stacks of men ... I’m blind with tears,
  Staring into the dark. Cheero!
I wish they’d killed you in a decent show.

Bezoekje Stedelijk Museum, 24.8.2014

Het zou eens tijd worden: we hadden het Stedelijk Museum, dat al weer ??? maanden open is, nog niet bezichtigd. Vandaag dit mankement maar eens aangepakt.
Eerst een broodje. :-)
De tentoonstelling Bad Thoughts bekeken, van het kunstverzamelaars-echtpaar Martijn en Jeannette Sanders 


The Seven Deadly Sins van Marc Quinn.  




Prachtige kamer met allemaal van dit soort kleurrijke schilderijen. Van Anton Henning. 
Anselm Kiefer, Wege der Weltweisheit
Geen idee van wie, maar mooi. 
Idem. 
Diepe trap in de badkuip.  

Giga wandtapijt bij trappenhuis. Mooi, en rook nog lekker nieuw. 
Badkuip van binnen. 
Bij de wat oudere schilderijen: Ensor, een oude bekende. (Hing als reproduktie in de gang van de Julianastraat.)
Mooi schilderij, wat op dit plaatje niet overkomt. Met verf, jute en touw. Ik geloof dat het 'Lood' heette.  
Deze broze reus heet L'Orage, en is van Germaine Richier (1947).