vrijdag 7 maart 2014

'Lang leve het gewone', de lessen van het alledaagse leven - Michael Foley, 2013

Omslag
Ik kreeg dit boek van mijn dochter voor mijn 66e verjaardag. Het ligt er dus al eventjes, ik moest ook nog zó veel lezen! Maar het is nu (bijna) een feit, ik heb het boek op zo'n twintig pagina's na uit. 
Ik was er zeer door verrast. Ik ken helemaal geen Engelstalige auteurs die over dit soort filosofische onderwerpen schrijven. Foley had eerder een bestseller met The age of absurdity, vertaald als Absurde overvloed. Het onderhavige boek heet van origine Embracing the ordinary. Foley is een Noord-Ier en woont in Londen.
Eigenlijk is het thema: in het hier en nu leven. Met aandacht voor de gewone dingen om ons heen. Als twee grote voorbeelden van mannen die aandacht voor 'het gewone' hadden, gebruikt hij Marcel Proust en James Joyce.
Over Proust kan ik een klein beetje meepraten, ik heb hem een aantal jaren geleden van A tot Z gelezen. Het waren geloof ik zeven delen, ik las vijftien bladzijden per dag. Sommige zinnen besloegen een halve pagina of méér. Er is me niet heel veel van bijgebleven ('hè, bezat hij een homo-bordeel? Waarom weet ik dat niet meer?') maar toch nog genoeg om het merendeel van wat Foley over hem vertelt, te herkennen. 
Van Joyce heb ik wel eens IETS gelezen, maar niet meer dan fragmenten. Van dezelfde dochter - nou ja, ik heb er maar één - kreeg ik ooit The Dubliners van James Joyce. Ik vrees dat ik die nog altijd moet lezen, maar dat komt dan goed uit: door Foley heb ik daar heel veel zin in gekregen. Ook in Ulysses, al besef ik dat ik daarmee weer aan een groot project begin.  
James Joyce, omstreeks 1918
Over Proust vertelt Foley heel wetenswaardige dingen. Bijvoorbeeld de fijn-psychologische inzichten in zichzelf, die Proust al waarnemend opschreef. Trouwens, niet alleen over zichzelf, ook over de societymensen om hem heen, en over zijn ouders. Of verhevigde waarnemingen, ik herinner me er bijvoorbeeld een dat hij naar de daken keek. Die passage  noemt Foley ook.
Ik was destijds teleurgesteld in Proust, toen ik las wat voor rare man dat geweest was: de hele dag op bed liggen, de idiootste eisen stellen aan zijn dienstmeisje Celeste, klaarkomen met het martelen van ratten, zijn geliefden opsluiten... Vreselijk! Gelukkig kan ik nu wel weer zien dat zo'n monsterachtige man - broodmager omdat hij alleen koffie dronk; altijd vers gezet, Celeste moest maar raden wanneer hij die wilde hebben - literair van groot belang is geweest. En dat was hij juist door de aandacht voor het kleinste detail, zijn observatievermogen van het gewone, uiterlijk en innerlijk.
Marcel Proust

Ik vond de gedeelten over deze schrijvers verreweg het interessantste. Foley schrijft ook over kantoren, thuis, en tegen die tijd had ik het wel een beetje gehad met het boek. Leuk dat hij met paperclips speelt, interessant dat Joyce zo veel over zijn scheten schrijft. Maar moet ik dat echt allemaal weten? Of was me de boodschap intussen wel duidelijk, en ging hij me wat te lang door? Ik denk het. 
Ik moet nu nog een stukje lezen, waarin Foley Joyce en Proust bijeenbrengt in een fictieve dialoog. Ik las al in een recensie dat hij daar te lang mee doorgaat. Vandaar misschien dat ik nu maar vast mijn indrukken weergeef, ik weet niet zeker of ik daar allemaal nog zin in heb.

Foley in gesprek met Jeroen Olyslagers (r), een Vlaming.

Achter DEZE LINK gaat een mooie recensie schuil van het Belgische Cobra. 
Wat ik ten slotte interessant vond, was de top tien van Foley's 'Absurd Classics': zie HIER.
We vinden op deze lijst o.a. Kafka en Samuel Beckett. De lijst stond in The Guardian.

Dank je wel, Tesssel, voor dit interessante boek. Het bracht me weer helemaal terug bij geliefde andere boeken. Die Dubliners ga ik ook weer eens gauw (her)lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten